This is an HTML version of an attachment to the Freedom of Information request 'Annual Report Data'.

6.3 Analysis and action plan for animal welfare on farms 
Varkens 
In 2020 voerde de NVWA inspecties uit van de huisvesting en verzorging van varkens op 
varkenshouderijbedrijven. De inspecteurs van de NVWA controleren de voorschriften uit de Wet 
dieren en het Besluit houders van dieren. Hierin staan de regels voor het houden, huisvesten en 
verzorgen van varkens. In 2020 hebben de inspecteurs van de NVWA beoordeeld of de hokverrijking 
voor de varkens in orde was. Goede hokverrijking is een belangrijk onderdeel van de omgeving van 
het varken, omdat het ervoor zorgt dat het zijn soorteigen gedrag kan uitoefenen. In 2020 zijn in 
totaal 116 inspecties van het welzijn van varkens uitgevoerd. Het betrof 67 inspecties en 49 
herinspecties. Er zijn voor deze 116 inspecties 92 productielocaties bezocht. Het niet verstrekken van 
hokverrijkingsmaterialen conform de brochure Hokverrijking was de meest voorkomende 
overtreding. Hokverrijking voor alle varkens en nestmateriaal voor zeugen en gelten blijven ook in 
2021 belangrijke aandachtspunten voor de NVWA bij de inspecties op varkensbedrijven. Het aantal 
productieplaatsen voor varkens is gebaseerd op de rapportage dierregistraties 2020. 
 
Pluimvee 
De NVWA heeft in 2020 geen gerichte naleefprojecten uitgevoerd met betrekking tot het 
dierenwelzijn op legkippen-, vleeseenden-, vleeskuikenouderdieren- en kalkoenenbedrijven; toezicht 
vond plaats op basis van meldingen. Ook voor 2021 staan er geen inspecties bij deze doelgroepen op 
de planning. Voor de komende jaren zijn wel naleefmetingen gepland voor deze diersoorten. 
Naleefmetingen vergen de nodige capaciteit en worden bij voorkeur, indien de capaciteit dit toe laat, 
in een cyclisch patroon, een keer in de paar jaar uitgevoerd. Waarna dan op basis van de bevindingen 
risicogebaseerd toezicht voor de betreffende doelgroep wordt ingericht. 
 
Grazers 
In 2020 voerde de NVWA risicogerichte inspecties bij grazers (runderen, schapen en geiten). 
Inspecties zijn uitgevoerd naar aanleiding van meldingen, op basis van analyses op hoge kalversterfte 
percentages, bij verscherpt toezicht bedrijven en op basis van inspectiehistorie (risicobedrijven). 
 
Meldingen over dierenwelzijn worden gedaan door burgers en zogenoemde erfbetreders, zoals een 
dierenarts of een bedrijfshulpverlener. Zuivelcoöperaties melden melkweigeringen bij de NVWA. 
Daarnaast worden interne meldingen gedaan door NVWA-medewerkers, zoals toezichthoudende 
dierenartsen vanuit het slachthuis. Een melding komt binnen en wordt geregistreerd. Daarna volgt de 
afweging of - op basis van de beschikbare informatie - een inspectie ter plaatse noodzakelijk is. De 
meeste inspecties, in totaal 278, die naar aanleiding van een melding zijn uitgevoerd hadden 
betrekking op schapen. Bij runderen was dit 143 inspecties en bij melkveekalveren 30 inspecties. Bij 
runderen en kalveren roodvlees ging dit om 135 en 26 inspecties. Bij wit- en rosé vleeskalveren 
waren dit 6 inspecties. En bij geiten zijn 42 inspecties uitgevoerd naar aanleiding van een melding. De 
geconstateerde overtredingen bij runderen en kalveren op een melkveebedrijf of op een 
roodvleesbedrijf waren voornamelijk: het ontbreken van hygiënische huisvesting (geen droge en 
schone ligplaats), het niet op passende wijze verzorgen van een ziek of gewond dier en het 
onvoldoende zorgdragen voor toegang tot een toereikende hoeveelheid water en voer van passende 
kwaliteit. De overtredingen bij witvlees- en rosékalveren waren: het houden van dieren op 
ongeschikte roostervloeren en het aanbieden van een kalf ter destructie dat nog niet dood was. Bij 
schapen betrof de overtreding het onvoldoende bieden van bescherming tegen slechte 
weersomstandigheden, het onvoldoende zorgdragen voor toegang tot een toereikende hoeveelheid 
water en voer van passende kwaliteit en ook het niet op passende wijze verzorgen van een ziek of 
gewond dier. Deze laatste overtreding werd ook gezien bij geiten. Tijdens het warme weer zijn 

relatief veel meldingen binnen gekomen, meer dan de helft van deze hitte meldingen had betrekking 
op schapen in de wei. 
   
Door middel van data-analyse zijn melkveebedrijven met de hoogste kalversterfte percentages, 
welke niet recent bezocht waren door de NVWA, geselecteerd voor inspectie. Naast een controle op 
de algemene welzijnsregels (Wet dieren en Besluit houders van dieren), is ook gekeken naar 
mogelijke factoren die van invloed kunnen zijn op kalversterfte, zoals huisvesting, diergezondheid en 
zorg voor (zieke) dieren. Van de 18 inspecties bij melkveebedrijven waren er 3 niet akkoord (17%). 
Tijdens deze inspecties werden voornamelijk overtredingen bij volwassen runderen aangetroffen. 
Deze overtredingen waren: het ontbreken van hygiënische huisvesting (geen droge en schone 
ligplaats), geen toegang tot een toereikende hoeveelheid voer van passende kwaliteit, onvoldoende 
verlichting, scherpe en uitstekende delen en het niet goed bijhouden van het medisch register. Bij 
één inspectie troffen de inspecteurs ook overtredingen bij de kalveren aan. In dat geval was er geen 
sprake van hygiënische huisvesting, waren er scherpe en uitstekende delen, werd niet binnen 6 uur 
na de geboorte koebiest verstrekt en werd de stal niet op een passende wijze gereinigd en ontsmet. 
 
Risicobedrijven zijn bedrijven waar het dierenwelzijn (herhaaldelijk) ernstig in het geding is. Het 
algemeen en specifiek interventiebeleid dierenwelzijn vormt het uitgangspunt bij het uitvoeren van 
inspecties. Met een uniforme handhavingsaanpak worden bestuurs- en strafrecht zo effectief 
mogelijk ingezet bij bedrijven die de regelgeving (herhaaldelijk) niet naleven. Deze werkwijze kan er 
toe leiden dat een bedrijf onder verscherpt toezicht komt te staan. Dan wordt met een 
maatwerkaanpak het bedrijf tot naleving bewogen. In sommige geval en beslist uiteindelijk de 
rechter tot stil egging of een houdverbod. De inspecties bij risicobedrijven en bedrijven onder 
verscherpt toezicht worden uitgevoerd op basis van een analyse van beschikbare inspectiedata. 
Daarnaast wordt een gedeelte uitgevoerd naar aanleiding van een melding (zie toelichting bij 
meldingen). In 2020 zijn bij 46 risicobedrijven (her)inspecties uitgevoerd. Bij een bedrijf kunnen 
meerdere (her)inspecties zijn uitgevoerd. Bij deze 46 risicobedrijven, werden in totaal 64 
(her)inspecties uitgevoerd, waarvan 24 niet akkoord (38%). Ook zijn 20 bedrijven geïnspecteerd die 
onder verscherpt toezicht staan. Bij de bedrijven onder verscherpt toezicht zijn 51 inspecties 
uitgevoerd, waarvan er 35 niet akkoord waren (69%). De bedrijven staan naar aanleiding van deze 
(her)inspecties nog onder verscherpt toezicht. De overtredingen bij risicobedrijven en bedrijven 
onder verscherpt toezicht hebben voornamelijk betrekking op het ontbreken van hygiënische 
huisvesting (geen droge en schone ligplaats), het niet op passende wijze verzorgen van een ziek of 
gewond dier, het onvoldoende zorgdragen voor toegang tot een toereikende hoeveelheid water en 
voer van passende kwaliteit en de aanwezigheid van scherpe en uitstekende delen in de stal. 
Daarnaast is geconstateerd dat sommige houders onvoldoende kennis en vaardigheden bezaten, 
houders niet in staat waren hun dieren de nodige verzorging te bieden, houders dieren onvoldoende 
ruimte lieten voor hun ethologische en fysiologische behoeften en houders dieren onvoldoende 
bescherming boden tegen slechte weeromstandigheden. 
Verscherpt toezicht  
Een bedrijf wordt onder verscherpt toezicht gesteld als het bedrijf structureel niet naleeft. Dit is het 
geval indien:  
- bij inspecties op het bedrijf minimaal drie inspecties niet akkoord zijn bevonden binnen de 
afgelopen twee jaar, en deze niet-akkoorden leidden tot de opmaak van rapport(en) van bevindingen 
en/of processen-verbaal; of 
- een bedrijf bij een (eerste) inspectie een ernstige dierenwelzijnssituatie laat zien. 

Per bedrijf wordt een aanpak bepaald, bestaande uit bestuursrecht, strafrecht of een combinatie 
hiervan. Het specifiek interventiebeleid dierenwelzijn is hierbij het uitgangspunt. 
Geiten: In 2021 is het plan om inspecties uit te voeren bij melkgeitenhouders (met >50 melkgeiten) 
met de hoogste jongvee sterftepercentages en de nog actieve bokkenmesters. De selectie zal door 
middel van data-analyse plaatsvinden. 
Het aantal productieplaatsen voor grazers (m.u.v. kalveren) is gebaseerd op de rapportage 
dierregistraties 2020. Het aantal productieplaatsen voor kalveren is gebaseerd op gegevens uit de 
Landbouwtelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 
Voor konijnen stond een welzijnsnaleefmeting gepland in 2020, deze is in verband met Covid-19 
verschoven naar 2021 en start in het derde kwartaal. 
Voor paarden is niet mogelijk om te rapporteren t.o.v. het aantal productielocaties. Het is pas sinds 
te inwerkingtreding van de AHR verplicht om een UBN registratie te hebben.