Nr. 43413
Ref. Ares(2022)4230194 - 08/06/2022
3 november
STAATSCOURANT 2021
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van
8 oktober 2021, nr. IENW/BSK-2021/265234, houdende regels ter
bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme
mobiliteit (Regeling bevordering schone wegvoertuigen)
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op richtlijn (EU) 2019/1161 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging
van Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PbEU
2019, L188) en artikel 9.6.1 juncto artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
aanbestedende dienst: aanbestedende dienst als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
elektronisch systeem voor aanbestedingen: elektronisch systeem voor aanbestedingen als bedoeld in
artikel 4.13 van de Aanbestedingswet 2012;
emissievrij zwaar bedrijfsvoertuig: schoon voertuig zonder interne verbrandingsmotor, of met een
interne verbrandingsmotor met emissies van minder dan 1 g CO /kWh als gemeten in overeen-
2
stemming met Verordening (EG) nr. 595/2009 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, of met emissies
van minder dan 1 g CO /km als gemeten in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 715/2007 en
2
de uitvoeringsbepalingen daarvan;
licht bedrijfsvoertuig: voertuig van categorie M1, M2, of N1 als bedoeld in artikel 4 van Verordening
2018/858;
overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
Richtlijn 2009/33: Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake
de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PbEU 2009, L 120);
Richtlijn 2014/94: Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014
betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L 307);
Richtlijn 2018/2001: Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december
2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);
Richtlijn 2019/1161: Richtlijn (EU) 2019/1161 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
tot wijziging van Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoer-
tuigen (PbEU 2019, L 188);
schoon voertuig:
a. licht bedrijfsvoertuig met een maximale uitlaatemissie, uitgedrukt in gram CO /km, en verontreini-
2
gende emissies in echte rijomstandigheden die lager zijn dan een percentage van de in tabel 2 van
de bijlage bij Richtlijn 2009/33/EG vastgestelde toepasselijke emissiegrenzen, of
b. zwaar bedrijfsvoertuig dat alternatieve brandstoffen gebruikt als gedefinieerd in artikel 2, punten 1
en 2, van Richtlijn 2014/94, met uitzondering van brandstoffen geproduceerd met grondstoffen met
een hoog risico op indirecte veranderingen in landgebruik waarvoor een belangrijke uitbreiding
van het productiegebied naar land met hoge koolstofvoorraden waar te nemen valt in overeen-
stemming met artikel 26 van Richtlijn 2018/2001. In het geval van voertuigen die vloeibare
biobrandstoffen, synthetische brandstoffen en paraffinehoudende brandstoffen gebruiken, mogen
die brandstoffen niet worden gemengd met conventionele fossiele brandstoffen;
speciale-sector bedrijf: speciale-sector bedrijf als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
speciale-sector opdracht: speciale-sector opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet
2012;
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1780: Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1780 van de Commissie
van 23 september 2019 tot vaststelling van standaardformulieren voor de bekendmaking van
aankondigingen op het gebied van overheidsopdrachten en tot intrekking van Uitvoeringsverordening
(EU) 2015/1986 (PbEU 2019, L272);
Verordening nr. 595/2009: Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot
emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinfor-
matie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de
Richtlijnen 80/1269/EEG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188);
1
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
Verordening nr. 661/2009: Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoer-
tuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische
eenheden (PbEU 2009, L 200);
Verordening nr. 715/2007: Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoer-
tuigen met betrekking tot emissies van lichte personen-en bedrijfsvoertuien (Euro 5 en Euro 6) en de
toegang tot reparatie-en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171);
Verordening nr. 1370/2007: Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad
van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot
intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de
Raad (PbEU 2007, L 315);
Verordening 2018/858: Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei
2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn
bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van
Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151);
wegvoertuig: voertuig van categorie M of N als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder-
scheidenlijk b, van Verordening 2018/858;
zwaar bedrijfsvoertuig: voertuig van categorie N2, N3, of M3 als bedoeld in artikel 4 van Verordening
2018/858;
Artikel 2
1. Deze regeling is van toepassing op overheidsopdrachten en speciale-sector opdrachten die onder
de Aanbestedingswet 2012 vallen en plaatsvinden door middel van:
a. overeenkomsten voor de aankoop, leasing, huur of huurkoop van wegvoertuigen gegund door
aanbestedende diensten of speciale-sector bedrijven;
b. openbare dienstencontracten als bedoeld in Verordening nr. 1370/2007, en
c.
dienstencontracten als bedoeld in tabel 1 van de bijlage bij Richtlijn 2019/1161.
2. Voor deze overheidsopdrachten en speciale-sector opdrachten geldt dat een aankondiging is
verzonden na 2 augustus 2021 of, in gevallen waarin niet in aankondiging is voorzien, waarvoor de
aanbestedende dienst of het speciale-sector bedrijf de procedure voor het plaatsen van de
overheidsopdracht of speciale-sector opdracht na die datum is begonnen.
3. Deze regeling is niet van toepassing op overheidsopdrachten en speciale-sector opdrachten van:
a. voertuigen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, b, en c, en derde lid, onderdeel c,
van Verordening 2018/858;
b. voertuigen van categorie M3, met uitzondering van voertuigen van klasse I en klasse A, als
bedoeld in artikel 3, punten 2 en 3, van Verordening nr. 661/2009;
Artikel 3
Voor de periode van 2 augustus 2021 tot en met 31 december 2025 geldt dat:
a. deze regeling niet van toepassing is op:
1°. voertuigen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdelen a en b,
van Verordening 2018/858; en
2°. voertuigen als bedoeld in de punten 5.2 tot en met 5.5 en 5.7 van deel A van Bijlage I bij
Verordening 2018/858; en
b. aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven zich bij het plaatsen van overheids-
opdrachten en speciale-sector opdrachten voor lichte bedrijfsvoertuigen en diensten, houden aan
het voor Nederland vastgestelde minimumstreefcijfer in de eerste kolom van tabel 3 van de bijlage
bij Richtlijn 2019/1161;
c.
aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven zich bij het plaatsen van overheids-
opdrachten en speciale-sector opdrachten voor zware bedrijfsvoertuigen en diensten, houden aan
de voor Nederland bepaalde minimumstreefcijfers in de eerste en derde kolom van tabel 4 van de
bijlage bij Richtlijn 2019/1161.
Artikel 4
Voor de periode van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030 geldt dat:
a. aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven zich bij het plaatsen van overheids-
opdrachten en speciale-sector opdrachten voor lichte bedrijfsvoertuigen en diensten houden aan
het voor Nederland bepaalde minimumstreefcijfer in de tweede kolom van tabel 3 van de bijlage
bij Richtlijn 2019/1161;
2
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
b. aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven zich bij het plaatsen van overheids-
opdrachten en speciale-sector opdrachten voor zware bedrijfsvoertuigen en diensten, houden aan
de voor Nederland bepaalde minimumstreefcijfers in de tweede en vierde kolom van tabel 4 van
de bijlage bij Richtlijn 2019/1161.
Artikel 5
1. Tot het moment dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat ter uitvoering van Uitvoerings-
verordening EU 2019/1780 vastgestelde formulieren beschikbaar stelt door middel van het
elektronische systeem voor aanbestedingen, nemen aanbestedende diensten en speciale-sector
bedrijven in de aankondiging van de overheidsopdracht per voertuigcategorie op:
a. het totale aantal voertuigen dat wordt aanbesteed;
b. het aantal schone voertuigen dat wordt aanbesteed;
c.
het aantal emissievrije zware bedrijfsvoertuigen dat wordt aanbesteed.
2. Aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven kunnen ook aan het eerste lid voldoen door
veld VI.3, Nadere inlichtingen, van het formulier ‘aankondiging van de gegunde opdracht’ in het
elektronisch systeem voor aanbestedingen in te vullen met de gegevens, bedoeld in het eerste lid.
3. Vanaf het moment dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat ter uitvoering van Uitvoe-
ringsverordening EU 2019/1780 vastgestelde formulieren beschikbaar stelt door middel van het
elektronische systeem voor aanbestedingen, nemen de aanbestedende diensten en speciale-sector
bedrijven in deze formulieren bij de velden met betrekking tot Richtlijn 2009/33/EG de gegevens,
bedoeld in het eerste lid, op.
Artikel 6
De Regeling bevordering aankoop schone en energiezuinige voertuigen wordt ingetrokken.
Artikel 7
Een wijziging van richtlijn 2019/1161 of van de daarbij behorende bijlage gaat voor de toepassing van
deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn
gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander
tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 8
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 2 augustus 2021.
Artikel 9
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bevordering schone wegvoertuigen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
3
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
TOELICHTING
1. Aanleiding
Deze regeling dient ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1161 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en
energiezuinige wegvoertuigen (PbEU 2019, L188) (hierna: richtlijn 2019/1161 of wijzigingsrichtlijn).
Deze wijzigingsrichtlijn diende uiterlijk te zijn geïmplementeerd op 2 augustus 2021. Het gaat hierbij
feitelijk om een hernieuwde implementatie van richtlijn 2009/33/EG1 (hierna: richtlijn 2009/33/EG of
oorspronkelijke richtlijn), zoals die is komen te luiden na de wijzigingen van richtlijn 2019/1161.
Richtlijn 2009/33/EG (de oorspronkelijke richtlijn) was geïmplementeerd in de Regeling bevordering
aankoop schone en energiezuinige voertuigen. Vanwege het grote aantal wijzigingen in verband met
deze wijzigingsrichtlijn wordt deze regeling ingetrokken. Artikel 9.6.1 en artikel 21.6, zesde lid, Wet
milieubeheer vormen ook voor deze regeling de wettelijke grondslag. In verband met de implementa-
tie van Richtlijn 2019/1161 is artikel 9.6.1 Wet milieubeheer gewijzigd. Voor de achtergronden van de
wijzigingsrichtlijn wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij die wetswijziging.2
2. Inhoud regeling
Deze regeling is van toepassing op aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven waarop de
Aanbestedingswet 2012 van toepassing is. Zij worden verplicht om bij het plaatsen van overheids-
opdrachten respectievelijk speciale-sector opdrachten voor wegvoertuigen te voldoen aan een
minimumpercentage van schone voertuigen. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen schone
lichte voertuigen en schone zware voertuigen. Deze verplichting ziet toe op twee periodes. De eerste
periode loopt van 2 augustus 2021 tot en met 31 december 2025. De tweede periode loopt van
1 januari 2026 tot en met 31 december 2030.
Voor Nederland heeft dit als gevolg dat van alle overheidsopdrachten en speciale-sector opdrachten
tussen 2 augustus 2021 en 31 december 2025 die betrekking hebben op lichte voertuigen (auto’s en
bestelbussen), 38,5% daarvan schone lichte voertuigen moeten zijn. Schoon betekent in dit geval dat
een voertuig maximaal 50 gram CO per km en maximaal 80% van de toegestane luchtverontreini-
2
gende emissies mag uitstoten.
Voor zware voertuigen gaat het in dezelfde periode om 10% van alle vrachtwagens en 45% van alle
bussen. Schoon betekent in dit geval dat de voertuigen volledig op alternatieve brandstoffen rijden,
conform de definitie in richtlijn 2014/94/EU3. De helft van het percentage voor de bussen moet daarbij
worden ingevuld met nulemissie voertuigen. Het is hierbij van belang dat het gaat om een percentage
van het totaal aantal aanbestede voertuigen per categorie binnen de periode. Het gaat dus uitdrukke-
lijk niet om de streefcijfers per individuele aanbesteding.
Voor de tweede periode geldt voor lichte voertuigen hetzelfde percentage als in de eerste periode. Dit
mag in deze periode echter alleen ingevuld worden door de aanbesteding van zogenaamde nul
emissievoertuigen. Voor vrachtwagens geldt een minimumpercentage van 15% en voor bussen een
minimumpercentage van 65%. Voor de bussen geldt ook in dit geval dat de helft van dit percentage
moet worden ingevuld door de aanbesteding van nul emissievoertuigen. Voor de andere helft en ook
voor de invulling van het minimumpercentage voor vrachtwagens, geldt wederom dat voertuigen op
alternatieve brandstoffen als ‘schoon’ worden aangemerkt.
Hierbij wordt opgemerkt dat richtlijn 2019/1161 de lidstaten de mogelijkheid geeft om verdergaande
minimumstreefcijfers te eisen bij de aanbesteding van lichte en zware wegvoertuigen. In het Klimaat-
akkoord zijn ook verschillende afspraken gemaakt over het duurzaam aanbesteden van voertuigen
door de rijksoverheid en andere overheden, die verdergaan dan de verplichtingen uit de wijzigings-
richtlijn. Zo is er in het Klimaatakkoord onder andere afgesproken dat het rijkswagenpark in 2028
geheel emissieloos zal zijn en zijn er bestuursakkoorden gesloten over zero emissie bussen4 en
doelgroepenvervoer5. Daarnaast hebben ook regionale overheden afgesproken dat in 2030 hun eigen
wagenpark emissieloos zal zijn op het gebied van lichte voertuigen, dat bij de inkoop van opdrachten
1
Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energie-
zuinige wegvoertuigen (PbEU 2009, L120).
2
Kamerstukken II 2020/2021, nr. 35818
3
Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor
alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L307).
4
Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer per bus. www.greendeals.nl/sites/default/files/uploads/2015/04/
Bestuursakkoord_Zero_OV-Bus_v3.pdf.
5
Bestuursakkoord en Convenant Zero Emissie Doelgroepenvervoer https://zeroemissiedoelgroepenvervoer.nl/.
4
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
de voorwaarde gesteld zal worden dat het vervoer emissieloos moet zijn, en dat bij zware voertuigen
gestreefd wordt naar zoveel mogelijk emissieloze voertuigen. Daarom zal gedurende de eerste periode
van 2021–2025 de mogelijkheid onderzocht worden om de afspraken uit het Klimaatakkoord vast te
leggen in deze regeling. Wanneer ervoor wordt gekozen om aan te sluiten bij het Klimaatakkoord, dan
zal deze regeling overeenkomstig worden aangepast.
De wijzigingsrichtlijn bepaalt dat deze richtlijn (en daarmee ook deze regeling) niet van toepassing is
op bepaalde voertuigen die genoemd worden in verordening 2018/858. Uit artikel 2, derde lid, van de
regeling volgt dan ook dat deze niet van toepassing is op: landbouw- of bosbouwvoertuigen, twee- of
driewielige voertuigen en vierwielers, voertuigen op rupsbanden, en zelf aangedreven voertuigen die
speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden, en die door hun bouw niet geschikt zijn
voor personen- of goederenvervoer, en die geen op een chassis gemonteerde machines zijn. Ook
uitgezonderd van toepassing van de regeling zijn motorvoertuigen met meer dan acht zitplaatsen, en
een maximummassa van meer dan 5 ton, tenzij het gaat om een voertuig met een capaciteit van meer
dan 22 passagiers met ruimte voor staande passagiers. Hierbij kan gedacht worden aan bussen.
Uit artikel 3, onderdeel a, van deze regeling volgt dat voor de duur van de eerste periode, bepaalde
voertuigen zijn uitgesloten van de toepassing daarvan. De wijzigingsrichtlijn geeft de lidstaten
namelijk de mogelijkheid om deze voertuigen, genoemd in Verordening 2018/858, vrij te stellen van de
vereisten van de richtlijn. Het gaat hierbij om voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast
voor exclusief gebruik door de strijdkrachten, voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd om
hoofdzakelijk op bouwplaatsen, in steengroeven, in havens of op luchthavens te worden gebruikt,
voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door de burgerbescherming, de
brandweer en de ordehandhavingsdiensten, gepantserde voertuigen, ambulances, lijkwagens,
gehandicaptenvervoer, en mobiele kranen.
De uitzondering ziet daarnaast uitdrukkelijk alleen op voertuigen waarvoor op het moment van
aanbesteden geen of redelijkerwijze geen duurzaam alternatief beschikbaar is of onvoldoende breed
beschikbaar is. Gedurende de eerste periode, die loopt van 2 augustus 2021 tot en met 31 december
2025, zal gesproken worden met de betrokken partijen en zal deze vrijstelling mogelijk worden
heroverwogen.
Indien sprake is van een aanbesteding van voertuigen die onder één van bovengenoemde vrijstellin-
gen valt, worden aanbestedende diensten en speciale sector bedrijven verzocht dit nadrukkelijk in de
publicatie van de aanbesteding te vermelden en om gemotiveerd aan te geven waarom het gebruik
van de vrijstelling gerechtvaardigd is. Indien er sprake is van de aanbesteding van voertuigen die
onder de werkingssfeer van de richtlijn zou vallen, maar vervolgens zodanig worden aangepast dat
het aangepaste voertuig redelijkerwijs onder één van bovengenoemde vrijstellingen valt, worden
aanbestedende diensten en speciale sector bedrijven verzocht om dit nadrukkelijk in de publicatie van
de aanbesteding te vermelden en om gemotiveerd aan te geven dat er sprake is van een substantiële
aanpassing die de vrijstelling rechtvaardigt. Ter ondersteuning hiervan zal er een handreiking
beschikbaar worden gesteld door PIANOo.
Nederland zal uiterlijk op 2 augustus 2022 de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die
genomen zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Vervolgens zal om de drie jaar verslag
uitgebracht worden aan de Commissie over de tenuitvoerlegging. Deze verslagen bevatten in ieder
geval het aantal en de categorieën voertuigen die onder de in deze richtlijn vermelde contracten
vallen.
Artikel 5 van deze regeling voorziet in de monitoring op de richtlijn. Om te waarborgen dat Nederland
voldoet aan de verplichting uit de richtlijn om toe te zien op het behalen van de minimumstreefcijfers,
is het noodzakelijk dat informatie beschikbaar komt over het aantal aanbestedingen dat bijdraagt aan
het minimumstreefcijfer. Daarom worden aanbestedende diensten en speciale-sector bedrijven
gevraagd om informatie te verstrekken over voertuigen die gekocht, geleased, gehuurd of in huurkoop
zijn aangeschaft of waarvan het gebruik ervan contractueel vastgelegd voor het leveren van een
ingekochte dienst die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Meer specifiek wordt aan hen
gevraagd om het totale aantal voertuigen dat binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, waarbij het
gaat om zowel schone, als niet-schone voertuigen, het aantal schone voertuigen, en het aantal
emissievrije zware bedrijfsvoertuigen aan te geven.
Aanbestedende diensten en speciale sector-bedrijven kunnen aan deze verplichting voldoen ofwel
door het invullen van veld VI.3, ‘Nadere inlichtingen’ van het formulier ‘aankondiging van de gegunde
opdracht’ in het elektronisch systeem voor aanbestedingen, ofwel door de gevraagde informatie op te
nemen in de aankondiging die zij doen van het plaatsen van de overheidsopdracht of speciale-sector
opdracht, ofwel door de gevraagde informatie op te nemen in de aankondiging die zij doen van de
gunning van de opdracht. Vanaf 14 november 2022 zal Uitvoeringsverordening 2019/1780 in werking
treden. Hierdoor zullen de aanbestedingsformulieren worden aangepast (versie 10, eForms). De
inwerkingtreding van de eForms wordt verwacht tussen november 2022 en november 2023. In de
5
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
vernieuwde eForms, die beschikbaar zullen worden gesteld door de Minister van Economische Zaken
en Klimaat, zal het verplicht worden gesteld om de velden met betrekking tot voertuigen in te vullen.
Voor handreikingen en advies over de uitvoering van de regeling kunnen aanbestedende diensten en
speciale-sector bedrijven gebruik maken van het Expertisecentrum aanbesteden, PIANOo6.
3. Financiële gevolgen
Om de impact van de ministeriele regeling te bepalen is er een analyse gemaakt van het aantal
aanbestedingen dat gedaan is in 2020. De richtlijn heeft alleen betrekking op aanbestedingen die
vallen boven de Europese aanbestedingsgrens (€ 214.000 voor decentrale overheden, € 139.000 voor
de centrale overheid en € 428.000 voor speciale sector bedrijven). Op basis van een rapport van
CE-Delft en een analyse uitgevoerd in opdracht van RVO is het de schatting dat van alle auto’s die
door de doelgroep van de wijzigingsrichtlijn wordt ingekocht, slechts 35% Europees hoeft te worden
aanbesteed.7 Het gaat daarbij dan om circa 3000 lichte voertuigen, 300 zware voertuigen en 400
speciale voertuigen per jaar. Daarnaast vallen ook diensten onder de wijzigingsrichtlijn. Omdat de
hoeveelheid voertuigen bij deze diensten niet direct zijn te herleiden tot een aanbesteding en de
kosten van de voertuigen worden doorberekend in die dienst, is het lastig voor de diensten een
inschatting te maken van de kosten.
Over het algemeen zijn nul-emissievoertuigen iets duurder dan conventionele voertuigen. De
verwachting is dat dit nog wel enige jaren zo zal blijven. Marktprognoses gaan er echter wel vanuit dat
de prijzen van schone voertuigen zullen blijven dalen. De stijgende vraag naar schonere voertuigen
heeft naar verwachting een positief effect op deze markt. Daarnaast kan er sprake zijn van kosten voor
laadinfrastructuur. Dit betekent dat duurzaamheidseisen die aan het wagenpark worden gesteld ook
hogere kosten met zich meebrengen.
In het impact assessment van de Europese Commissie4 worden de aanbestedingskosten over de
periode 2020–2035 1 tot 12% hoger ingeschat dan normaal, met de meeste waarschijnlijkheid tussen
de 1 en 5%.
Hier staat tegenover dat door lagere brandstof- en onderhoudskosten de totale operationele kosten
lager uitvallen, tussen de 1 en 11%.
Over het algemeen kan worden gesteld dat voor een elektrisch licht voertuig de totale kosten van het
gebruik (total cost of ownership (TCO)), inmiddels gelijk of lager liggen dan die van een vergelijkbaar
voertuig op fossiele brandstoffen. Het impact assessment dat de Europese Commissie heeft uitge-
voerd laat dit ook zien. Initieel zal meer moeten worden geïnvesteerd bij de aanschaf van het voertuig
maar o.a. de brandstofkosten en belastingen zijn aanzienlijk lager zodat de totale kosten over de
looptijd van het voertuig gezien lager zullen liggen.
Dit wordt geïllustreerd door de volgende voorbeelden:
Gemeente A heeft een eigen wagenpark van 20 auto’s, 10 benzineauto’s en 10 dieselauto’s. Deze auto’s
rijden gemiddeld 25.000 km per jaar en het betreft een middenklasse (klasse D) personenauto. De
gemeente wil deze auto’s vervangen door 20 batterij elektrische voertuigen. Het verschil in aanschaf is
€ 346.000,– in het nadeel van de batterij elektrische voertuigen. Als echter ook overige kosten zoals de
brandstofkosten, belastingen, afschrijvingen, verzekerings- en onderhoudskosten in ogenschouw
worden genomen bedragen de totale kosten voor de voertuigen op fossiele brandstoffen € 1.104.000,–
tegenover € 865.000,– voor de batterij elektrische auto’s8.
Voor het vergroenen van 20 grote lichte bestelbussen, die eveneens 25.000 km per jaar rijden is de
TCO € 1.257.000,– om € 1.298.000,–. Deze valt dan net gunstiger uit voor de dieselbestelbussen.
Rijden de bussen echter 50.000 km per jaar dan valt de TCO weer net gunstiger uit voor de elektrische
bestelbus9.
Het is hierbij van belang te melden dat de TCO van een voertuig erg afhangt van het aantal kilometers
dat per jaar wordt gereden, het voertuig dat wordt vervangen en de mogelijkheden om het voertuig te
laden.
Voor zware voertuigen worden momenteel grote stappen gezet maar is de TCO nog wel duidelijk
hoger dan die van de dieselvariant. Het is binnen deze regeling echter niet verplicht een zwaar
voertuig aan te schaffen dat elektrisch of waterstof aangedreven is. De extra kosten zullen hier zitten in
de schone brandstof waar het voertuig op moet rijden. De meerkosten liggen op dit moment ongeveer
op € 0,30/liter. Rijdt een vrachtwagen 60.000 km per jaar met een verbruik van 1 l/3,5 km, dan komt dat
neer op een meerkosten per vrachtwagen van € 5.142 per jaar.
6
www.pianoo.nl
7
Van der Steen, H., & Tuinhout, L. (2021). Impact assessment Clean Vehicles Directive
8
TCO tool voor dienstvoertuigen (DV) 2.0. PIANOo, april 2020.
9
TCO tool voor dienstvoertuigen (DV) 2.0. PIANOo, april 2020.
6
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
PIANOo heeft op haar site verschillende TCO-tools waarmee de kosten voor het aanschaffen van
schone voertuigen nauwkeurig in kaart kunnen worden gebracht.10 PIANOo faciliteert daarnaast
aanbestedende diensten met zogenaamde buyer groups op het vlak van maatschappelijk verantwoord
inkopen. IenW en PIANOo werken hierbij nauw samen en hebben een buyer group Clean Vehicles
Directive ingericht. Doel van de buyer group is onder meer het gezamenlijk werken aan een marktvisie
en inkoopstrategie die in de praktijk wordt uitgevoerd door de deelnemers. Maar de buyer group geeft
ook concrete handvatten voor de inkopers van aanbestedende diensten. De buyer groups dienen om
kennis te delen onder een brede groep inkopers, beleidsmedewerkers en contractbeheerders.
Daarnaast worden er verdiepingssessies georganiseerd op relevante thema’s die vanuit de aanbeste-
dende diensten naar voren komen. Denk aan zaken als financiering, laadinfrastructuur maar ook de
uitleg van de richtlijn. Via een nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit worden geïnteresseerden op de
hoogte gehouden van activiteiten en ontwikkelingen over de richtlijn.
Voor een beschrijving van de administratieve lasten, milieueffecten en andere gevolgen wordt
verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet milieubeheer.11
4. Consultaties
Een ontwerp van deze regeling is ter consultatie voorgelegd aan de VNG, IPO en Unie van Water-
schappen (UvW) en Interdepartementale Commissie Huisvesting en Facilitair (ICHF). Tegelijkertijd is
het ontwerp ter consultatie voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Daarnaast
heeft het ontwerp in de periode 14 april tot en met 12 mei 2021 ter inzage gelegen via www.internet-
consultatie.nl. Op deze site zal ook een reactie op de ingekomen reacties op de internetconsultatie
worden gepubliceerd. Alle overige ontvangen reacties zullen via de zogenaamde wetgevingskalender
worden gepubliceerd.
Aanbestedende diensten kunnen zich in het algemeen in de regeling vinden, maar zien wel een aantal
belemmeringen (o.a. de extra kosten; behoefte aan meer laadinfrastructuur; en een gebrek aan
duurzame alternatieven op de markt). Deze belemmeringen waren voor de consultatie al in beeld en
zijn meegenomen in de opzet en uitvoering van de regeling. Milieuorganisaties vinden de regeling
niet ambitieus genoeg en pleiten voor een versnelde overname van de ambities uit het Klimaatak-
koord. Marktpartijen zijn vooral geïnteresseerd in het definiëren van bepaalde alternatieve brandstof-
fen als zero-emissie en moedigen extra ambitie aan. Voor de veiligheidsmarge kwam bij geen van de
reacties de expliciete wens naar voren en een enkele partij zag dit juist als ongewenst. Daarom is er
geen marge aan de regeling toegevoegd. Er zijn zeven reacties binnengekomen van individuele
burgers. Deze reacties gaan voornamelijk in algemene zin over de energietransitie, en het ambitieni-
veau, de taken en rol van de overheid.
De aanbestedende overheidsdiensten van de ICHF geven via individuele reacties aan dat de afspraken
uit het Klimaatakkoord leidend zijn, wel wijzen zij erop dat dit nog niet voor alle aanbestedende
diensten geldt en op de korte termijn nog uitdagingen kent. Zo vragen de diensten van de ICHF
aandacht voor een tijdige realisatie van de laadinfrastructuur en de beschikbaarheid van voldoende
aanbod. Ook de Politie wijst in een aparte brief hierop. Daarnaast hadden deze diensten en de Politie
bezwaren tegen een passage in de toelichting van het ontwerp over de vrijstellingen. In deze passage
stond dat in het geval het noodzakelijk is dat een voertuig ten behoeve van het specifieke gebruik
moet worden aangepast, de aanschaf en aanpassing binnen één aanbesteding diende te vallen.
De passage, die afkomstig was uit Kennisgeving van de Commissie betreffende de toepassing van de
artikelen 2, 3, 4 en 5 van Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de
bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PbEU 2020, C352), is vervallen. Het lijkt
erop dat deze uitleg niet beoogde nadere eisen te stellen aan de wijze van aanbesteden op zich, maar
met name bedoeld is om inzicht te krijgen om te kunnen bepalen of de lidstaten uiteindelijk de
gestelde minimum streefcijfers halen. Net als de Europese Commissie hecht Nederland er aan de
komende jaren zicht te houden op de aantallen voertuigen die onder de richtlijn (en dus ook deze
regeling) vallen. In afstemming met relevante partijen zal onderzocht worden hoe hier het beste aan
kan worden tegemoetgekomen.
De VNG ondersteunt het doel van de regeling, maar vraagt aandacht voor onder andere de impact op
de gemeentelijke uitvoeringspraktijk en de noodzaak van ondersteuning en financiële compensatie. In
verband met de impact van deze regeling op de gemeentelijke uitvoeringspraktijk worden handreikin-
gen en andere informatie beschikbaar gesteld om een soepele uitvoering te faciliteren.
Het IPO ondersteunt de regeling, maar zou deze op plekken ambitieuzer willen zien. In reactie daarop
10 Handreikingen (duurzame) mobiliteit | PIANOo – Expertisecentrum Aanbesteden
11 Kamerstukken II 2020/2021, nr. 35818
7
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
wordt opgemerkt dat de mogelijkheid wordt opengelaten om in de tweede periode, na onderzoek en
bij draagvlak, de ambities verder op te hogen. Daarnaast, zijn voor de ondertekenaars van het
Klimaatakkoord die afspraken leidend.
De UvW staat positief tegenover de regeling en vindt de doelstelling realistisch. Wel vragen ze
aandacht voor een aantal belemmeringen, zoals de beschikbaarheid van lichte voertuigen met een
grijs kenteken, en of voldaan kan worden aan de (functionele) eisen m.b.t. de actieradius, laadvermo-
gen, trekgewicht en de laadinfrastructuur. Ook stippen ze het gebrek aan emissievrije zware voertui-
gen aan. De UvW benadrukt dat een ophoging van de ambities in lijn met het Klimaatakkoord wel
haalbaar moet zijn, ook gezien de genoemde belemmeringen. Tenslotte worden de huidige percenta-
ges als voldoende geacht. In reactie op de UvW wordt opgemerkt dat de gehanteerde percentages de
ruimte geven om lastig te verduurzamen lichte voertuigen, binnen de dienst te compenseren met
voertuigen die wel schoon of emissievrij kunnen worden ingekocht. Daarnaast is het gebruik van
alternatieve brandstoffen voor zware voertuigen binnen de regeling mogelijk. De opmerking van de
UvW over het ophogen van de doelen is meegenomen in de afweging om pas na onderzoek te
besluiten of de ambities moeten worden aangescherpt.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel
advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De op de regeling van toepassing zijnde voorhangprocedure op grond van artikel 21.6, zesde lid, van
de Wet Milieubeheer heeft geen reacties opgeleverd. De Tweede- en Eerste Kamer hebben de
concept-regeling voor kennisneming aangenomen.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 2 augustus 2021. De laatstgenoemde datum is de
datum waarop de omzettingstermijn van Richtlijn 2019/1161 verloopt en de wijziging van de Wet
milieubeheer waarop deze regeling gebaseerd is in werking treedt. Omdat het EU-wetgeving betreft
kan worden afgeweken van de vaste verandermomenten die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding
van wetgeving en van de daarvoor vastgestelde publicatiedatum.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
8
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
BIJLAGE TRANSPONERINGSTABEL
Bepaling in richtlijn
Bepaling in
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op de keuze bij de
2009/33 zoals deze
implementatie-regeling
invulling van beleidsruimte
richtlijn komt te luiden
of in bestaande regel-
na wijziging door
geving
richtlijn (EU) 2019/1161
Artikel 1 van richtlijn
Artikel 9.6.1 Wet milieube-
(Titel)
2009/33
heer
(Artikel 1, leden 1 en 2 van
richtlijn 2019/116)
Artikel 2 van richtlijn
Artikel 2, derde lid van deze (vrijstellingen)
Aangezien er voor dit soort
2009/33
Regeling
De wijzigingsrichtlijn biedt lidstaten voertuigen op dit moment nog niet
(Artikel 1, lid 3 van richtlijn
de mogelijkheid om bepaalde
voldoende schone alternatieven zijn,
2019/1161)
categorieën voertuigen uit te sluiten is er voor gekozen om voor de
van de richtlijn.
eerste periode, die loopt van
2 augustus 2012 tot en met
31 december 2025, gebruik te maken
van deze mogelijkheid. Voor de
tweede periode wordt dit besluit
mogelijk heroverwogen.
Artikel 3 van richtlijn
Artikel 2,derde lid van deze (Uitzonderingen)
Aangezien er voor dit soort
2009/33
Regeling
De wijzigingsrichtlijn biedt lidstaten voertuigen op dit moment nog niet
(Artikel 1, lid 4 van richtlijn
de mogelijkheid om bepaalde
voldoende schone alternatieven zijn,
2019/1161)
categorieën voertuigen uit te sluiten is er voor gekozen om voor de
van de Richtlijn.
eerste periode, die loopt van
2 augustus 2012 tot en met
31 december 2025, gebruik te maken
van deze mogelijkheid. Voor de
tweede periode wordt dit besluit
mogelijk heroverwogen.
Artikel 4 van richtlijn
Artikel 1 van deze Regeling (definities)
Er is geen gebruik gemaakt van de
2009/33
De richtlijn biedt lidstaten de
mogelijkheid om de definities verder
(Artikel 1, lid 5 van richtlijn
mogelijkheid om de definities in de
aan te scherpen.
2019/1161)
richtlijn verder aan te scherpen.
Artikel 5 van richtlijn
Artikel 3 en 4 van deze
(minimumstreefcijfers)
Er is geen gebruik gemaakt van de
2009/33
Regeling
De richtlijn biedt lidstaten de
mogelijkheid om de minimumstreef-
(Artikel 1, lid 6 van richtlijn
mogelijkheid om hogere minimum-
cijfers te verhogen.
2019/1161)
streefcijfers te stellen.
Artikelen 8–13 van richtlijn Bepalingen behoeven geen
2009/33
implementatie
(Artikel 1, lid 7–11 van
richtlijn 2019/1161)
9
Staatscourant 2021 nr. 43413
3 november 2021
Document Outline