This is an HTML version of an attachment to the Freedom of Information request 'Documents on the economic, social and political situation in The Netherlands drawn up by European Semester Officer in The Hague, Jean Luc Annaert'.

Effective Action Report 2013  
1. Inleiding 
De hoge bbp-groei in de jaren voor de financiële crisis ging samen met een sterke opbouw van 
schulden van met name huishoudens en banken. Onderliggende kwetsbaarheden - zoals in de 
woningmarkt, in het pensioensysteem en in de financiële sector - kwamen door de gunstige 
financiële en economische situatie nauwelijks tot uiting. Door de financiële crisis zijn deze 
kwetsbaarheden aan de oppervlakte gekomen. Balansen van huishoudens en financiële partijen zijn 
verstoord, met negatieve implicaties voor de economische groei, werkgelegenheid en de publieke 
financiën. Het op orde brengen van balansen kost tijd en vormt een grote uitdaging.  

Nederland kan de crisis alleen achter zich laten wanneer ook de noodzakelijke hervormingen 
worden doorgevoerd en balansen zich herstellen. Met een omvangrijk pakket hervormingen op het 
gebied van de financiële sector, de woningmarkt, arbeidsmarkt, zorg en in de sfeer van pensioenen 
wordt gewerkt aan toekomstbestendige groei voor de Nederlandse economie. Deze hervormingen 
zijn op basis van het Regeerakkoord verder uitgewerkt in een reeks van afspraken met fracties en 
maatschappelijke organisaties, zoals het Woonakkoord, het Sociaal Akkoord, het Zorgakkoord en 
het Energieakkoord. Daarnaast is het cruciaal dat de overheidsfinanciën weer op orde worden 
gebracht en verder wordt gewerkt aan het verstevigen van de lange termijn houdbaarheid. 

Nederland hecht sterk aan een adequate en zorgvuldige handhaving van de Europese 
begrotingsafspraken. In het kader van de buitensporigtekortprocedure is Nederland meegegeven 
om voor de begroting van 2014 voor ten minste 1 procent bbp (6 miljard euro) aan aanvullende 
duurzame maatregelen te nemen. Hiertoe is een aanvullend consolidatiepakket van deze omvang 
samengesteld, waarbij de gevolgen voor ondernemerschap en werkgelegenheid zo veel mogelijk 
zijn beperkt, het onderwijs wordt ontzien en ruimte is gemaakt voor een aantal stimulerende 
maatregelen. In het licht van de huidige economische situatie is het kabinet van mening dat met 
het aanvullende beleidspakket van 6 miljard euro effectief invulling is gegeven aan de 
aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure. 

Dit Effective Action Report geeft een korte analyse van de onderliggende problemen van de 
Nederlandse economie en de aangekondigde structurele hervormingen van het kabinet als reactie 
hierop. Een gedetailleerde omschrijving van de verschillende structurele maatregelen is te vinden 
in het Economic Partnership Programme. Vervolgens wordt in het bijzonder stil gestaan bij de 
huidige situatie van de Nederlandse overheidsfinanciën en wordt ingegaan op hoe het kabinet 
gevolg geeft aan de aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure.  

 

link to page 2 link to page 2 link to page 2 2. Economische situatie 
De huidige laagconjunctuur kent een lange aanloop 
In de tweede helft van de jaren ’90  groeide de Nederlandse economie met gemiddeld ongeveer 4 
procent per jaar. Naast de uitvoer, groeiden de binnenlandse bestedingen in deze jaren sterk. Ten 
dele kwam dit door een sterke groei van de arbeidsparticipatie in deze jaren en de gerelateerde 
inkomensontwikkeling.De groei van binnenlandse bestedingen kwam echter ook voor een 
aanzienlijk deel voort uit kredietverlening en vermogenswinsten, zoals huizenprijzen en 
aandelenvermogen.Een forse groei van hypotheekleningen vertaalde zich in deze periode in 
consumptieve bestedingen en voedde huizenprijzen. Na de eeuwwisseling nam de intensiteit van 
dit proces af.  
Voorafgaand aan de crisis groeiden de consumptie en schulden van huishoudens sterk  
Onderstaande figuur toont hoe tussen 1995 en 2008 woninghypotheken en huizenprijzen 
aanzienlijk sneller groeiden dan het bruto binnenlands product (bbp). Ook de consumptie van 
huishoudens en het bbp groeiden in de tweede helft van de jaren ’90 onstuimig. Na de 
eeuwwisseling nam het groeitempo van de consumptie echter aanzienlijk af. Dit werd ingegeven 
door een minder snelle groei van vermogens, maar ook door stagnatie van het beschikbare 
gezinsinkomen.Tot en met 2008 bleef de groei van woninghypotheken hoog. De groei van 
huizenprijzen bleef zo een stimulerende werking op de consumptie houden. Hoewel de netto 
vermogenspositie van huishoudens gemiddeld genomen sterk positief was en is, bleek de 
gelijktijdige oploop van huizenprijzen en hypotheekschulden een risico voor veel mensen die in de 
jaren voorafgaand aan de crisis een huis hadden gekocht. 
Figuur: gemiddelde jaarlijkse groei hypotheken, huizenprijzen, consumptie en bbp
20%
15%
10%
5%
0%
1996-2000
2001-2005
2006-2008
2009-2012
-5%
Woninghypotheken
Prijsindex bestaande koopwoningen
Consumptie huishoudens
Bruto binnenlands product
Bron: CBS en DNB.
 
De financiële crisis heeft zich vertaald in balansherstel  
De Nederlandse economie bevindt zich momenteel in een fase van balansherstel, waarbij 
huishoudens, banken, pensioenfondsen en overheden werken aan herstel van de 
vermogenspositie. Nederland kent een grote financiële sector (banken, verzekeraars en 
pensioenfondsen), terwijl de balans van huishoudens in de jaren voorafgaand aan de crisis snel is 
gegroeid: tegenover een toenemend huizenvermogen stonden nog sneller toenemende 
hypotheekschulden. De crisis heeft laten zien dat niet alleen banken, maar ook burgers kwetsbaar 
                                                
1 Het aantal tweeverdienerhuishoudens groeide van 36 procent van de huishoudens onder 65 jaar in 1990 naar 
47 procent in 2000 en 57 procent in 2009 (bron: CBS).  
2 In de periode 1990-2000 stegen de huizenprijzen met 160 procent en de AEX met 450 procent. Volgens 
berekeningen van DNB nam het vermogen van huishoudens hierdoor met naar schatting ongeveer 1 biljoen 
euro (1000 miljard) toe, ofwel jaarlijks met gemiddeld 55 procent van het beschikbare gezinsinkomen (bron: 
DNB jaarverslag, p. 17). 
3 Zie DNB Bulletin, Minder geld in de gezinsportemonnee, 23 juli 2013. Uit de analyse van DNB blijkt dat het 
gezinsinkomen sinds 2000 is achtergebleven bij de groei van het bbp. Het bedrijfsleven heeft zijn 
inkomensaandeel weten te vergroten en een steeds groter deel van wat in Nederland wordt verdiend komt 
huishoudens op een andere manier ten goede, namelijk in de vorm van collectieve zorguitgaven en toekomstige 
pensioenaanspraken.  

link to page 3 link to page 3 link to page 3 zijn voor waardedalingen van bezittingen. Vooral door de huizenprijsdalingen staan veel 
huizenbezitters met hun hypotheek ‘onder water’ (de hypotheekschuld is dan groter dan de actuele 
waarde van het huis). Tussen 2008 en 2011 is het aandeel huishoudens met onderwaarde 
verdubbeld van 13 procent tot 25 procent, waarbij vooral de jongere huishoudens zijn getroffen.4 
In de afgelopen jaren zijn huizenprijzen verder gedaald en is dit aantal gestegen. Balansherstel zet 
onoverkomelijk een rem op consumptie en nieuwe investeringen. Ervaringen uit het verleden laten 
hierbij zien dat het herstel vanuit een financiële crisis, met name wanneer sprake is van een 
verstoorde balansverhouding in de private sector, veel tijd vergt.Bovendien ligt de economische 
groei in zo’n periode van herstel langdurig lager dan men op basis van de voorgaande jaren 
gewend was.  
De vergrijzing is daarbij nu daadwerkelijk ingetreden  
Naast conjuncturele factoren zoals balansherstel en een financiële crisis, beïnvloeden ook 
structurele factoren het groeipotentieel van de Nederlandse economie in de komende periode. De 
naoorlogse babyboomgeneratie verlaat op dit moment de arbeidsmarkt. Met een minder snel 
groeiend en binnenkort krimpend arbeidsaanbod zal de economie in de toekomst minder sterk 
groeien dan in het verleden. Het Centraal Planbureau (CPB) rekent deze kabinetsperiode met een 
gemiddelde potentiële groei van 1,3 procent per jaar. In de periode 2008-2012 was dit nog 1,6 
procent gemiddeld en bijvoorbeeld in de periode 1998-2002 nog 2,7 procent gemiddeld per jaar. 
Balansherstel vraagt veel van burgers en bedrijven  
Balansherstel betekent dat huishoudens meer gaan sparen (om bijvoorbeeld af te lossen op de 
hypotheek) en minder consumeren. Balansherstel in de financiële sector betekent dat banken 
nieuw kapitaal moeten aantrekken of hun balans moeten verkorten. Dit laatste kan op vele 
manieren, bijvoorbeeld door buitenlandse bezittingen te verkopen, maar kan er ook toe leiden dat 
banken minder geld uitlenen. Economische stagnatie uit zich in minder productie, minder 
werkgelegenheid en een oplopende werkloosheid. De productie en werkgelegenheid in de 
marksector zijn beide met ongeveer 5 procent gedaald ten opzichte van de piek vóór de crisis.  
Voor dit jaar wordt een verdere krimp van de economie verwacht,  
Het CPB verwacht voor dit jaar een krimp van de Nederlandse economie met 1¼ procent (na een 
krimp van 1,2 procent in 2012). Hierbij leveren zowel de consumptie, de investeringen als de 
overheidsbestedingen een negatieve bijdrage aan de bbp-ontwikkeling. Alleen de uitvoer levert een 
positieve groeibijdrage. Voor 2014 wordt een bescheiden groei van +½ procent geraamd en wordt 
aangenomen dat na een lange periode van daling, de huizenprijzen zich stabiliseren. Hiermee komt 
hopelijk een eind aan twee achtereenvolgende jaren van afnemende economische activiteit. Het is 
dan ook van belang dat de bij de verdere begrotingsconsolidatie voldoende oog blijft bestaan voor 
het kwetsbare economische herstel. 
De werkloosheid loopt op 
Naar verwachting bedraagt de werkloosheid in 2014 zo’n 7,5 procent van de beroepsbevolking, 
tegen 4,4 procent in 2011. In vergelijking met andere Europese landen is het niveau van de 
werkloosheid in Nederland nog altijd relatief laag, maar de oploop sinds 2011 is relatief sterk. Deze 
oploop hangt deels samen met een toegenomen arbeidsaanbod; de werkgelegenheid neemt sinds 
2011 weliswaar af maar de ontwikkeling van de werkgelegenheid is nog relatief bestendig.Er 
treedt daarbij een verschuiving op: sinds de werkgelegenheid (gemeten aan het aantal banen) 
piekte in het eerste kwartaal van 2009 op 9,3 miljoen banen, werken in het tweede kwartaal van 
2013 circa 250 duizend mensen minder in loondienst en zijn er circa 100 duizend zelfstandigen 
bijgekomen op de arbeidsmarkt.  
                                                
4 Begin 2011 waren er 4,2 miljoen huishoudens met een eigen woning. Bij ruim één miljoen was de waarde van 
deze woning op dat moment lager dan de fiscale hypotheekschuld. Bij bijna zes op de tien eigen woningen die 
onder water staan, is de eigenaar jonger dan 40 jaar (Bron: CBS webmagazine, 21 maart 2013). 
5 Zie bijvoorbeeld Reinhart en Rogoff (2009). ‘This time is different. Eight Centuries of Financial Folly’. Princeton 
University Press, Koo (2011). ‘The world in balance sheet recession: causes, cure, and politics’ real-world 
economics review, no 58, pp.19-37 of Jorda, Schularick en Taylor (2012). ‘When credit bites back: leverage, 
business cycles, and Crises’ Federal Reserve Bank of San Francisco Working Paper series (eerder uitgebracht als 
NBER working paper No 17621).   
6 Sinds het uitbreken van de crisis is het aantal banen en het aantal werkzame personen veel minder 
gekrompen dan de binnenlandse productie. Dit is het gevolg van het grootschalige ‘hamsteren’ van arbeid door 
bedrijven (labour hoarding). In de beginjaren van de crisis was dit in grote mate het geval, maar ook in het 
eerste kwartaal van 2013 kromp de binnenlandse productie jaar-op-jaar bijvoorbeeld meer dan dat de 
werkgelegenheid afnam. 

 
Tabel Macro-economische veronderstellingen  
2013 
2014 
  
  
  
Bruto binnenlands product (miljarden euro) 
602 
613 
Volume bbp 
-1¼% 
½ % 
Inflatie (consumentenprijsindex) 
2¾%  
2% 
Contractloon marktsector 
1½%   
1½%  
Werkloze beroepsbevolking  
7% 
7½% 
Lange rente 
2% 
2½%  
Eurokoers ($) 
1,32 
1,32 
Olieprijs ($ per vat) 
105 
103 
 
 Bron: Macro Economische Verkenning 2014 (CPB)   
 
3. Structurele hervormingen 
Door de crisis zijn opgebouwde kwetsbaarheden van de Nederlandse economie aan de oppervlakte 
gekomen. Mede daarom is het van belang dat Nederland maatregelen neemt die op de lange 
termijn bijdragen aan een betere werking van de economie. Het kabinet onderneemt hiertoe - in 
lijn met de landenspecifieke aanbevelingen - belangrijke hervormingen op het gebied van de 
woningmarkt, arbeidsmarkt, in de sfeer van pensioenen en de zorg. Een gedetailleerde 
omschrijving van de verschillende maatregelen is te vinden in het Economic Partnership 
Programme. 
Nieuw evenwicht op de woningmarkt. 
Op de koopwoningmarkt wordt gewerkt aan het versterken van de schokbestendigheid van 
huishoudens. De verhouding tussen hypotheekschuld en de waarde van de woning (Loan to value-
ratio) wordt geleidelijk teruggebracht. Mensen krijgen voortaan alleen rente aftrek wanneer ten 
minste annuïtair wordt afgelost op de hypotheek. Daarnaast wordt vanaf 2014 het maximale 
aftrektarief waartegen mensen hun hypotheekrente kunnen aftrekken in 28 jaarlijkse stappen van 
een half procentpunt teruggebracht naar uiteindelijk 38 procent. De fiscale subsidies op de 
koopwoningmarkt worden met ruim 40 procent afgebouwd. Ook wordt de kostengrens van de 
Nationale Hypotheekgarantie (NHG) stapsgewijs verder afgebouwd tot 225 duizend euro per 1 juli 
2016, en wordt het uitgangspunt in de toekomst deze te koppelen aan de gemiddelde woningprijs. 
Daarmee wordt de NHG-regeling verkleind (en dus de exposure voor het Rijk als achtervang) en de 
marktverstorende werking van het instrument beperkt. Om de mobiliteit op de woningmarkt te 
verhogen en de schuldopbouw te verlagen is de overdrachtsbelasting structureel verlaagd van 6 
procent naar 2 procent. Ook voert het kabinet hervormingen op de huurmarkt door. Zo wordt de 
maximale jaarlijkse verhoging van de huur bovenop de inflatie afhankelijk van het inkomen van 
huishoudens (met een maximum van 4 procent boven inflatie) en de doorstroming op de 
woningmarkt bevorderd.  
Arbeidsmarkt en pensioenstelsel toekomstbestendiger. 
Een goed werkende arbeidsmarkt is van groot belang voor economische groei. Met een intredende 
vergrijzing wordt ook de werking van de arbeidsmarkt voor ouderen steeds belangrijker. Het 
kabinet werkt over de breedte van de arbeidsmarkt aan een nieuwe balans tussen flexibiliteit en 
zekerheid. Zo wordt per 2016 het ontslagrecht gemoderniseerd. Het ontslagrecht wordt 
activerender, eerlijker en eenvoudiger. Afhankelijk van de reden van ontslag komt er één 
ontslagroute. Er wordt sneller zekerheid geboden aan werknemers en werkgevers en de 
ontslagvergoedingen worden gemaximeerd. Daarnaast zal het kabinet vanaf 1 januari 2015 
verschillende wijzigingen in het arbeidsrecht doorvoeren om de positie van flexwerkers te 
versterken en schijnconstructies tegen te gaan. Ook de WW wordt hervormd. Door in te zetten op 
van-werk-naar-werkbegeleding en de maximale duur van de (publiek gefinancierde) WW te 
beperken wordt de WW activerender. Een activerende WW kan bijdragen aan een zo snel mogelijke 
terugkeer op de arbeidsmarkt van de mensen die werkloos worden. Op deze manier worden 
mensen voor de arbeidsmarkt behouden en wordt de (langdurige) werkloosheid teruggedrongen. 
De AOW-leeftijd wordt sneller verhoogd naar 66 in 2018 en 67 in 2021 en vervolgens aan de 
levensverwachting gekoppeld. Tegelijkertijd wordt het fiscaal aantrekkelijk sparen voor het 
pensioen versoberd en beperkt tot een inkomen van 100 duizend euro. Tot slot wordt met een 

link to page 5 nieuw wettelijk kader de schokbestendigheid van het pensioenstelsel vergroot en worden de risico’s 
evenwichtiger over de deelnemers verdeeld. 
Verbeterde werking zorgstelsels. 
De gezondheidszorg is de afgelopen jaren productiever geworden, waardoor meer zorg voor 
dezelfde euro premie wordt geleverd. Niettemin bestaan er belangrijke uitdagingen om het 
zorgstelsel efficiënter in te richten en de oplopende kosten te beperken. In de curatieve zorg wordt 
de werking van het stelsel verder verbeterd, onder andere doordat zorgverzekeraars meer risico’s 
zelf zijn gaan dragen. Betere informatievoorziening over kwaliteit en kosten stelt patiënten en 
zorgverzekeraars in staat om kritischer en bewuster keuzes te maken. Daarnaast hebben 
veldpartijen zich gecommitteerd aan landelijk maximum groeipercentages waarmee de groei van 
de zorguitgaven wordt beheerst. Bij de langdurige zorg wordt het uitgangspunt dat mensen langer 
thuis blijven wonen en zorg en ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving ontvangen. 
Daartoe wordt een deel van de zorg en ondersteuning gedecentraliseerd naar gemeenten. Door 
zorg en ondersteuning dichter bij de burger te organiseren kan meer maatwerk worden geleverd en 
kan beter worden ingespeeld op de rol van het sociale netwerk rond de burger. De langdurige 
intensieve zorg wordt weer meer gericht op de zware zorgbehoefte, waar deze oorspronkelijk ook 
voor bedoeld was.  
Het kabinet heeft oog voor de moeilijke fase waarin de economie zich bevindt.  
Hervormingen bieden toekomstperspectief, maar impliceren evenzeer een andere verdeling van de 
lusten en lasten van bepaalde collectieve arrangementen.  

Ondersteuning woningmarkt. Op zowel de koop- als de huurmarkt neemt het kabinet diverse 
maatregelen om de transitie vanuit de huidige moeilijke situatie op de woningmarkt te 
ondersteunen. Om de woningmarkt te stimuleren is de rente op restschulden gedurende 10 
jaar aftrekbaar gemaakt, is 0.1 miljard euro beschikbaar voor startersleningen, en is tijdelijk
dubbele hypotheekrenteaftrek mogelijk als een belastingplichtige zijn oude woning nog niet 
heeft verkocht. Om de bouw te stimuleren is de BTW op arbeidskosten bij onderhoud en 
renovatie voor een jaar verlaagd naar 6 procent en worden investeringen in energiebesparing 
extra gestimuleerd (via een revolverend fonds energiebesparing met een totale beoogde 
omvang van 0,7 miljard euro). Om de investeringen van woningcorporaties op peil te houden is 
de Verhuurdersheffing in 2014 met 0,1 miljard euro verlaagd. Hierbij is het uitgangspunt dat 
woningbouwcorporaties efficiënter gaan werken. Ook worden de regels voor verkoop van 
woningen door woningcorporaties versoepeld: dit biedt kansen voor andere marktpartijen en 
verruimt de liquide middelen voor corporaties. 

Stimulans voor de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt heeft het kabinet met de sociale partners 
een Sociaal Akkoord gesloten met aanvullende afspraken over de volle breedte van de 
arbeidsmarkt. Op korte termijn wordt het arbeidsmarktbeleid gericht op het behoud van 
werkgelegenheid met gerichte stimuleringsmaatregelen en een sectorale aanpak. Er is in 2014 
en 2015 jaarlijks 0,3 miljard euro beschikbaar voor van-werk-naar-werk en intersectorale 
scholing. Voor de ondersteuning van jongeren en ouderen is er eenmalig 0,1 miljard euro extra 
beschikbaar. De hervormingen van het stelsel voor mensen met een arbeidsbeperking, de WW 
en ontslagrecht worden later ingevoerd om in tijd van crisis meer rust en vertrouwen te geven 
op de arbeidsmarkt. De hervormingen van het stelsel voor mensen met een arbeidsbeperking 
worden ingevoerd in 2015, de hervormingen van de WW en het ontslagrecht in 2016. 
Bovendien zal de hervorming van de WW geleidelijk plaatsvinden. Op lange termijn leiden deze 
hervormingen tot betere werking van de arbeidsmarkt.  

In het aanvullend beleidspakket van 6 miljard euro (zie onder) is tevens ruimte gemaakt voor 
een impuls van de economie, waarbij bestaande middelen worden vrijgemaakt ten bate van 
investeringen, de kredietverlening wordt gestimuleerd en werken aantrekkelijker wordt 
gemaakt. Naast de positieve effecten op de meer korte termijn, versterken deze maatregelen 
het groeipotentieel van de Nederlandse economie. 
 
 
 
                                                
7 In 2013 is deze periode gemaximeerd op 3 jaar; in 2014 maximaal 2 jaar. 

4. Overheidsfinanciën 
EMU-saldo 
Het EMU-saldo komt naar verwachting uit op -3,2 procent bbp in 2013 en -3,3 procent bbp in 
2014. Allereerst nemen de belasting- en premie-inkomsten in 2014 met 11,5 miljard euro toe ten 
opzichte van 2013, met name als gevolg van beleidsmaatregelen. De gasbaten nemen in 2014 
echter af ten opzichte van 2013 vanwege de verwachte lagere olieprijs in 2014. Tegelijkertijd 
stijgen in 2014 de uitgaven aan de zorgsector en aan sociale zekerheid. Dit hangt nauw samen met 
de oploop in de vergrijzing en werkloosheid. Ten slotte vallen de incidentele opbrengsten uit de 
frequentieveiling voor mobiele telefonie en mobiel Internet weg uit de EMU-saldoraming voor 2014. 
Per saldo verslechtert het EMU-saldo hierdoor van 2013 op 2014 iets, ondanks het feit dat de groei 
in 2014 naar verwachting aan zal trekken en er is besloten tot een omvangrijk additioneel 
bezuinigingspakket van 6 miljard euro (zie paragraaf 5). 
Structurele EMU-saldo 
Het structureel saldo verbetert van -2,5 procent in 2012 naar -1,5 procent in 2013 en -1,3 procent 
in 2014. Het structureel saldo komt lager uit dan het feitelijk saldo omdat het geschoond wordt 
voor de laagconjunctuur waar Nederland zich in bevindt. Incidentele factoren, zoals de 
telecomveiliging en het nationaliseren van de SNS, die grote invloed hebben op het feitelijk saldo 
worden ook buitenbeschouwing gelaten in het structureel saldo. 
EMU-schuld 
De EMU-schuld komt in 2013 naar verwachting uit op 451 miljard euro (75,0 procent bbp). In 2014 
groeit de schuld door naar een totaal van 466 miljard euro (76,1 procent bbp). Door de stijging 
van het bbp is er sprake van een verlagend effect op de ontwikkeling van de schuld. Er zijn ook 
schuldverhogende effecten. Zo bedraagt in 2014 het EMU-saldo -19,9 miljard euro. Hiertegenover 
staat dat het schatkistbankieren door decentrale overheden tot een schuldafname van naar 
verwachting circa 2 miljard euro leidt tussen 2013 en 2014. Ook de ING back-up faciliteit verlaagt 
de schuld. Deze faciliteit wordt namelijk geleidelijk afgebouwd. 
 
ESA 
 
 
Code 
2013 
2014 
  
  
% bbp 
% bbp 
Netto financieringssaldo (EDP B.9) per 
  
  
  
overheidssector 
Totale overheid 
S.13 
 -3.2 
-3.3 
Centrale overheid 
S.1311 
 -0.9 
-2.0 
Lokale overhied 
S.1313 
 -0.4 
-0.3 
Fondsen sociale zekerheid 
S.1314 
 -1.8 
-1.0 
Rentelasten 
D.41 
 1.8 
1.8 
Primair saldo2 
  
 -1.3 
-1.5 
Eenmalige en andere tijdelijke 
  
 -0.5 
0.0 
maatregelen 
Reële bbp-groei (%)  
  
 -1¼ 
½ 
Structureel saldo   
  
 -1.5 
 -1.3 
Bruto schuld  
 
75.0 
76.1 
 
 
 

5. Aanvullend Pakket 
Buitensporigtekortprocedure 
Nederland hecht sterk aan een adequate en zorgvuldige handhaving van de Europese 
begrotingsafspraken. In het kader van de buitensporigtekortprocedure is Nederland meegegeven 
om voor de begroting van 2014 voor ten minste 1 procent bbp (6 miljard euro) aan aanvullende 
duurzame maatregelen te nemen. Hoewel volgens de huidige inzichten het buitensporig tekort niet 
volledig in 2014 gecorrigeerd zal zijn, is het kabinet in het licht van de huidige economische 
situatie van mening dat met het aanvullende beleidspakket van 6 miljard euro effectief invulling is 
gegeven aan de aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure.  
Effecten Aanvullend Pakket 
Naar verwachting zou het begrotingstekort zonder aanvullend beleid in 2014 oplopen naar 3,9 
procent van het bbp en pas aan het einde van de kabinetsperiode weer richting de 3 procent bbp 
bewegen, onder de voorwaarde dat de economische groei zich voltrekt zoals geraamd door het 
CPB. Mede door het aanvullende pakket houdt Nederland grip op de ontwikkeling van de 
overheidsfinanciën, ondanks dat door het matige groeiherstel de overheidsfinanciën maar 
langzaam verbetert. 
Nederland heeft in totaal circa 8 procent bbp aan maatregelen genomen 
De aanvullende maatregelen komen bovenop de drie eerdere tekortverbeterende pakketten: 
achtereenvolgens het pakket bij de start van kabinet Rutte-Verhagen, de maatregelen uit het 
Begrotingsakkoord 2013 en de maatregelen uit het regeerakkoord van kabinet Rutte-Asscher. 
Zoals blijkt uit onderstaande figuur lopen de totale maatregelen voor 2014 op tot meer dan 30 
miljard euro (circa 5 procent  bbp), en voor 2017 tot meer dan 50 miljard euro (circa 8 procent  
bbp).  
Figuur: jaarlijkse (bruto) maatregelen om het begrotingstekort te verbeteren (in % bbp) 
8%
7%
6%
5%
Aanvullend Pakket Zomer  '13
4%
Rutte-Asscher
3%
Begrotingsakkoord 2013
Rutte-Verhagen
2%
1%
0%
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
 
Noot: totaal aan consoliderende maatregelen ten opzichte van een beleidsarm scenario. 
 
 

 
 
Inhoud Aanvullend Pakket 
Onderstaande tabel presenteert het aanvullende consolidatiepakket met een totale omvang van 
structureel 6 miljard aan besparingen. Deze besparingen richten zich in eerste instantie op de zorg, 
de sociale zekerheid en de collectieve sector. Via het Zorgakkoord wordt de trend van stijgende 
zorguitgaven verder omgebogen. In de sociale zekerheid wordt gefaseerd een huishoudentoeslag 
ingevoerd, waarin de huidige zorgtoeslag, kindgebondenbudget, huurtoeslag en een-
ouderencomponent worden geïntegreerd. Dit maakt het stelsel eenvoudiger, transparanter en 
vergroot de doelmatigheid van inkomensondersteuning. De uitgaven aan salarissen in de 
collectieve sector worden beperkt door werk boven inkomen te stellen, terwijl de soberheid van het 
overheidsapparaat verder wordt vergroot. Samen met een aantal belasting en premiemaatregelen 
zoals het niet indexeren van belastingschijven en een verlenging van de crisisheffing wordt de 
overheidsbegroting structureel weer meer in lijn gebracht met de nieuwe economische realiteit. 
Maatregel  
2013  2014  2015  2016  2017  struc 
(In miljarden euro; - = saldoverbeterend) 
 
 
 
 
 
 
Zorg* 
 
-1,5 
-0,8 
-1,0 
-1,3 
-1,3 
Zorgakkoord 
 
-0,3 
-0,5 
-0,8 
-1,0 
-1,0 
Terugdraaien maatregel lage ziektelast 
 
0,0 
1,2 
1,2 
1,2 
1,2 
Zorgtoeslag 
 
-0,3 
-0,3 
-0,3 
-0,3 
-0,3 
Geneesmiddelen 
 
-0,8 
-0,9 
-0,9 
-0,9 
-0,9 
Overig (o.a. grensoverschrijdende zorg) 
 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
 
 
 
 
 
 
 
Sociale zekerheid 
 
0,2 
-0,7 
-1,1 
-1,1 
-1,1 
Gefaseerde invoering huishoudentoeslag 
 
0,3 
-0,5 
-1,0 
-1,0 
-1,0 
AO-tegemoetkoming 
 
-0,1 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,1 
 
 
 
 
 
 
 
Rijksbegroting 
0,1 
-1,5 
-1,6 
-1,5 
-1,4 
-1,5 
Pakket kredietverlening MKB 
0,1 
0,0 
0,0 
0,0 
0,0 
0,0 
Korting loonruimte 2014 collectieve sector excl. zorg 
-0,8 
-0,8 
-0,8 
-0,8 
-0,8 
(loonsombenadering) 
Prijsbijstellling 2013  
-0,6 
-0,7 
-0,6 
-0,4 
-0,6 
Ramingsbijstellingen onderwijs (o.a. leerlingaantallen) 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
Investering kwaliteit onderwijs 
 
0,2 
0,2 
0,2 
0,2 
0,2 
Bijdrage departementale begrotingen (excl VWS & 
 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
-0,2 
SZW) 
 
 
 
 
 
 
 
Belastingen en premies 
1,6 
-2,7 
-2,2 
-2,2 
-2,2 
-1,7 
Fiscale behandeling stamrechten 
 
-2,1 
-0,8 
-0,8 
-0,8 
-0,4 
Bevriezen belastingschrijven en heffingskortingen 
 
-1,0 
-1,0 
-1,0 
-1,0 
-1,0 
Inhouden lastenenveloppen bedrijfsleven 
 
-0,6 
-0,6 
-0,6 
-0,6 
-0,6 
Verlengen werkgeversheffing hoge inkomens (crisisheffing) 
-0,5 
0,0 
0,0 
0,0 
0,0 
Versnellen verhoging arbeidskorting  
 
0,8 
0,0 
0,0 
0,0 
0,0 
Verzachten versobering zelfstandigenaftrek (winstbox) 
0,0 
0,2 
0,2 
0,2 
0,2 
Afschaffen integratieheffing BTW 
 
0,1 
0,1 
0,1 
0,1 
0,1 
Verruimen schenkbelasting 
 
0,1 
0,0 
0,0 
0,0 
0,0 
Verruimen willekeurige afschrijving investeringen 
0,3 
0,1 
-0,1 
-0,1 
-0,1 
0,0 
Koopkrachtpakket 
 
0,3 
0,3 
0,3 
0,3 
0,3 
Lastenverlichting bedrijven 
1,3 
0,2 
0,2 
0,2 
0,3 
0,3 
Niet doorgaan inkomensafhankelijk eigen risico en afbouwen 
0,0 
-0,5 
-0,5 
-0,5 
-0,5 
algemene heffingskorting 
 
 
 
 
 
 
 
Overig 
 
-0,5 
-0,8 
-0,2 
-0,1 
-0,6 
Kasritme OS, intensiveringen natuur en veiligheid 
-0,3 
-0,3 
0,2 
0,3 
0,0 
Ex ante doorwerking Gemeente- en provinciefonds 
 
-0,3 
-0,5 
-0,4 
-0,4 
-0,6 
 
 
 
 
 
 
 
Totaal 
 
-6,0 
-6,0 
-6,0 
-6,0 
-6,2 
 
 *Lagere zorgpremies worden gecompenseerd door een verhoging van de belastingtarieven in de 1e schijf (burgers) en de Aof-
premie (bedrijven) 

Toelichting op de belangrijkste onderdelen van het 6 miljard pakket 
Zorg 
In de nieuwe akkoorden is afgesproken dat het groeipercentage van de zorguitgaven verder wordt 
teruggebracht. Bij de huisartsen wordt een additionele groei beschikbaar gesteld voor substitutie 
en vernieuwing van 1 procent  in 2014 en 1,5 procent vanaf 2015. Met de huisartsen is eveneens 
overeengekomen dat hun bekostiging per 2015 wordt aangepast om ervoor te zorgen dat deze 
beter aansluit bij de gezamenlijke ambities, namelijk meer zorg in de buurt. Om de verlaagde 
uitgavengroei te realiseren zet de zorgsector extra in op maatregelen die de doelmatigheid, 
informatievoorziening en de kwaliteit van de zorg verbeteren. Deze gezamenlijke inspanningen 
leiden tot een besparing van 0,3 miljard euro in 2014 oplopend tot 1 miljard vanaf 2017. Dankzij 
de breed gedragen onderhandelingsakkoorden met partijen in de curatieve zorg en de 
gerealiseerde uitgavenverlagingen bij de geneesmiddelen is de eerder voorgenomen beperking van 
het basispakket in verband met het schrappen van de behandeling van aandoeningen met een lage 
ziektelast van de baan. Tegelijkertijd is afgesproken dat er meer aandacht wordt besteed aan 
gepast gebruik van zorg, waarbij naast de arts ook de patiënt zelf een belangrijke rol speelt. Door 
een samenhangend geheel van maatregelen worden besparingen gerealiseerd op de uitgaven aan 
geneesmiddelen (structureel circa 0,9 miljard euro). De maatregelen betreffen onder andere het 
afsluiten van convenanten met het veld, het geven van de bevoegdheid tot het voeren van 
preferentiebeleid, vrij onderhandelbare tarieven voor apotheekhoudenden en het doelmatiger 
inkoopbeleid van zorgverzekeraars. Vanaf 2014 wordt 0,3 miljard euro bespaard op de zorgtoeslag. 
Tot slot betreft de post “zorg overig” voornamelijk een structurele besparing op de uitgaven aan 
grensoverschrijdende zorg. 
Sociale zekerheid 
Het kabinet gaat de huidige toeslagen stroomlijnen en vereenvoudigen door de invoering van de 
huishoudentoeslag. In de huishoudentoeslag zullen de huidige zorgtoeslag, kindgebonden budget, 
huurtoeslag en een ouderencomponent worden geïntegreerd tot één toeslag per huishouden met 
één afbouwpercentage. Dit sluit beter aan bij de draagkracht van huishoudens, omdat het 
afbouwpercentage onafhankelijk is van het aantal toeslagen of het inkomen. Bij de huidige 
toeslagen heeft iedere toeslag afwijkende regels rond de afbouw. Dit is ingewikkeld, zeker bij 
mensen die verschillende toeslagen ontvangen waardoor het afbouwpercentage stapelt en de 
marginale druk hoog is. De huishoudentoeslag maakt dit eenvoudiger en transparanter. 
De huishoudentoeslag wordt gefaseerd ingevoerd. In 2015 wordt de MKOB afgeschaft. In dat jaar 
wordt een ouderencomponent voor huishoudentoeslag geïntroduceerd waarin het budget van de 
fiscale ouderenkortingen wordt opgenomen. In 2017 wordt het kindgebonden budget toegevoegd 
aan de huishoudentoeslag. Daarna zal ook de huurtoeslag in vereenvoudigde vorm deel gaan 
uitmaken van de huishoudentoeslag. De invoering van de huishoudentoeslag levert een besparing 
op van 1 miljard euro. Door het kabinet worden extra maatregelen genomen om misbruik en 
fraude bij toeslagen tegen te gaan.  
De tegemoetkoming arbeidsongeschikten op grond van de wet tegemoetkoming chronisch zieken 
en gehandicapten (AO-tegemoetkoming) wordt verlaagd. Dit levert een structurele besparing op 
van 0,1 miljard euro. In 2014 gaat de AO-tegemoetkoming van 342 euro netto per jaar naar 247 
euro.  
Rijksbegroting 
Naast de in het Zorgakkoord afgesproken loonmatiging voor 2014 tot en met 2017 wordt in 2014 
tevens de loonbijstelling voor kabinets- en onderwijssectoren (exclusief zorg) ingehouden voor 
zover het contractloonontwikkeling betreft. Daarnaast zal het kabinet in 2015 de loonbijstelling wel 
uitkeren, in lijn met de normale referentiesystematiek. De meerjarige doorwerking van de tranche 
2013 van de prijsbijstelling wordt ingehouden. In het Nationaal Onderwijsakkoord zijn aanvullende 
afspraken gemaakt over de loonontwikkeling in de onderwijssector. Deze afspraken worden gedekt 
binnen de OCW begroting en door de loonsombenadering (secundair voor primair). 
De referentieraming van leerlingen- en studentenaantallen 2013 en de raming voor 
studiefinanciering leiden tot lagere uitgaven voor de OCW-begroting. Daarnaast kennen de 
Regeerakkoordmaatregelen “Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages” en 
“Afschaffen gratis schoolboeken” incidentele meeropbrengsten ten opzichte van de oorspronkelijk 

ingeboekte bedragen. Er wordt 0,2 miljard euro geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs. Tot 
slot leveren de departementen leveren gezamenlijk 0,2 miljard euro. 
 
Lasten  
Vanaf 1 januari 2014 wordt het voor bestaande stamrechten mogelijk gemaakt om de volledige 
aanspraak bij banken, verzekeraars of bij een stamrecht BV in één keer op te nemen. Deze 
aanspraak wordt niet volledig, maar voor slechts 80 procent betrokken in de inkomstenbelasting. 
De stamrechtvrijstelling voor nieuwe ontslagvergoedingen wordt per 1 januari 2014 afgeschaft. Dit 
houdt in dat nieuwe ontslagvergoedingen in het jaar dat de belastingplichtige deze ontvangt van de 
werkgever volledig in de heffing wordt betrokken, tegen het reguliere tarief in de 
inkomstenbelasting. 
De belastingschijven en heffingskortingen worden bevroren door de inflatiecorrectie in de 
inkomsten- en loonbelasting voor het jaar 2014 achterwege te laten. De in het Regeerakkoord 
beschikbare enveloppe voor lastenverlichting bij bedrijven ter compensatie van de SDE+ heffing 
wordt ingehouden. Ook de enveloppe uit het Begrotingsakkoord voor terugsluis aan het 
bedrijfsleven ter compensatie van een aantal vergroeningsmaatregelen wordt ingehouden. In totaal 
gaat het om een bedrag van 0,6 miljard euro vanaf 2014. 
De pseudo-eindheffing voor hoog loon (ook wel de crisisheffing genoemd) is een heffing bij de 
werkgever van 16 procent over het loon van een werknemer voor zover dat loon een bedrag van 
150.000 euro overstijgt. Deze heffing is voor het jaar 2013 ingevoerd. De pseudo-eindheffing voor 
hoog loon wordt eenmalig verlengd. In 2014 wordt de arbeidskorting met 127 euro verhoogd. 
Inclusief het Regeerakkoord komt de verhoging in 2014 uit op 254 euro. Hierdoor wordt het niveau 
van het maximum van de arbeidskorting dat beoogd was voor het jaar 2015 al in het jaar 2014 
bereikt. 
De versobering van de ondernemersfaciliteiten met 0,5 miljard euro per 2015 wordt verzacht door 
de inperking met 0,2 miljard euro te verlagen. Er resteert een versobering van de 
ondernemersfaciliteiten voor een bedrag van 0,3 miljard euro per 2015. Dit wordt ingevuld door de 
zelfstandigenaftrek te beperken. Hierdoor komt er meer evenwicht in de belastingheffing tussen 
ondernemers en werknemers. 
De integratieheffing wordt door ondernemers als een drempel ervaren om te besluiten tot de 
ombouw van oude leegstaande kantoren in te verhuren nieuwe woningen en weerhoudt hen ook 
om voor de verkoop gebouwde nieuwbouwwoningen, in afwachting van de verkoop ervan, te 
verhuren. Om dit knelpunt op de woningmarkt weg te nemen, wordt de integratieheffing 
afgeschaft. Met de afschaffing van deze maatregel is een bedrag van 0,1 miljard euro per jaar 
gemoeid. 
Er komt op twee onderdelen een tijdelijke uitbreiding (van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) van 
de verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor de eigen woning. Het huidige bedrag van de 
eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenking ouders aan kinderen van circa 50.000 euro wordt 
verhoogd naar 100.000 euro. Daarbij vervalt de beperking tot schenkingen van ouder aan kind. Dit 
betekent dat iemand van ieder willekeurige derde eenmalig belastingvrij een schenking mag 
krijgen van maximaal 100.000 euro ten behoeve van de eigen woning. In het pakket wordt 
uitgegaan van het cumulatieve bedrag voor verruiming van de schenkbelasting.  
Vanaf juni 2013 tot en met 31 december 2013 wordt ondernemers de mogelijkheid van 
willekeurige afschrijving geboden. Hiermee wordt de liquiditeits- en financieringspositie verbeterd 
van bedrijven die voor vervanging- of uitbreidingsinvesteringen staan. In de tweede helft van 2013 
geldt dat eenmalig maximaal 50 procent van de af te schrijven aanschaffings- of 
voortbrengingskosten willekeurig kan worden afgeschreven.  
Bedrijven worden gecompenseerd voor de stijgende sectorfondspremies. In 2013 gaat het 
eenmalig om1,3 miljard ter compensatie van de inhaalpremie bij de sectorfondsen. Structureel 
worden bedrijven met 0,2 miljard oplopende tot 0,3 miljard gecompenseerd voor de structureel 
hogere sectorfondspremies als gevolg van de gestegen werkloosheid.  
Het inkomensafhankelijk eigen risico (dat gepland stond voor 2015) zal niet doorgaan. Om de 
koopkrachteffecten hiervan te compenseren, gaat de zorgtoeslag omhoog en wordt de algemene 
heffingskorting verder afgebouwd.