[All redactions in the document are applied in accordance with Art.4.1(b)]
Ref. Ares(2018)5178884 - 09/10/2018
Ref. Ares(2019)2527775 - 10/04/2019
Attaché
Voor
Mevrouw Inge Bernaerts, Kabinetschef Commissaris
Marianne Thyssen
Datum
5 oktober 2018
Onze ref.
201809281436TJ
c.c.
Betreft:
EU - VS onderhandelingen
MEMO
VBO beoordeling over de EU - VS
handelsonderhandelingen naar aanleiding
van de Gezamenlijke verklaring van de EU
en de VS op 25 juli 2018
1
Algemene opmerkingen over de EU - VS
handelsspanningen en de toekomstige
onderhandelingen
1. Het resultaat van de ontmoeting tussen Trump en Juncker van 25 juli 2018
in Washington is slechts een eerste stap in de de-escalatie van het
handelsconflict, weliswaar in de goede richting. Volgens het VBO is dit een
positief signaal, met name dat de EU en de VS wel degelijk raakvlakken
kunnen vinden. Niettemin is het belangrijk om op te merken dat President
Trump zijn administratie heeft gevraagd om een studie over mogelijke extra
importheffingen op de invoer van auto’s en auto-onderdelen uit te voeren.
De resultaten van deze studie zouden na de US Mid-terms verkiezingen
worden bekendgemaakt. Het VBO blijft extreem waakzaam betreffend
mogelijke beslissingen - zoals extra importheffingen op auto en autodelen -
die President Trump zou kunnen nemen afhankelijk van de resultaten van
de studie met alle desastreuse gevolgen voor de Belgische en Europese
Competentiecentrum
auto-industrie van dien.
Europa & Internationaal
2. De extra tarieven op Europees staal (25%) en aluminium (10%) blijven
T
vandaag nog gelden voor onze industrieën die naar de VS exporteren. Het
F
gaat hier over 90 bedrijven in de staalsector en 180 in de aluminiumsector.
@vbo-feb.be
Het argument van nationale veiligheid kunnen wij als Europese
bondgenoten binnen de NAVO moeilijk begrijpen. In het kader van de
VBO VZW
toekomstige handelsonderhandelingen verwachten wij dat dit snel
Ravensteinstraat 4
opgelost wordt.
B - 1000 Brussel
T + 32 2 515 08 11
F + 32 2 515 09 99
xxxx@xxxxxxx.xx
www.vbo.be Lid BUSINESSEUROPE
> Pagina 2 van de memo van 5 oktober 2018
3. Het is een goede zaak dat de EU een positieve handelsagenda op tafel heeft
kunnen leggen: beide kanten zullen nu streven naar een akkoord over
nultarieven, het verwijderen van niet-tarifaire handelsbelemmeringen en
nieuwe regelingen over staatssteun voor industriële goederen met de
uitzondering van de autosector. Alleen een win-win resultaat dat ook goed is
voor de Europese en Belgische bedrijven is echter voor het VBO
aanvaardbaar.
4. Niettemin, blijft het toepassingsgebied van de toekomstige onderhandelingen
relatief onduidelijk. Een prangende vraag is of er al dan niet zal onderhandelt
worden over autotarieven. Verder betreurt het VBO dat een ambitieuze luik
over openbare aanbestedingen (en in het bijzonder de Jones Act en de Berry
Amendment) geen deel uitmaken van de “deal” van 25 juli 2018. Het VBO roept
alsook de bevoegde nationale en Europese autoriteiten op om gepaste
transparantie te garanderen voor de stakeholders tijdens de verschillende
stappen van de onderhandelingen (inclusief de “scoping exercice” van de
Executive Working Group) en de bedrijven geïnformeerd te houden van hun
vooruitgang. Transparantie en communicatie door de overheidsinstanties over
wat er al dan niet op tafel ligt is tevens essentieel in de context van de recente
‘anti-TTIP&CETA’
campagne
en
de
bredere
beweging
tegen
vrijhandelsakkoorden.
5. Het VBO hoopt dat de positieve bilaterale handelsagenda de samenwerking
op vlak van WTO hervormingen kan bevorderen. In het bijzonder, moet er
dringend een oplossing komen over de benoemingen van panel experten tot
de WTO Appellate Body. Alsook pleit het VBO voor meer coördinatie tussen
de VS en de EU op het gebied van financiële en commercieel sancties (m.b.t
tot Rusland en Iran) en dat speciale aandacht wordt besteed aan de
uitvoering van de EU - VS Privacy Shield die de trans-Atlantische doorgifte
van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden reguleert.
2
Algemene prioriteiten van het VBO voor de
toekomstige onderhandelingen
1.
Onze ondernemingen, waaronder veel KMO’s actief in de industrie of
dienstensector, botsen bij hun contacten met de Amerikaanse markt nog
steeds op tal van tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen. Die moeten
maximaal worden weggewerkt, rekening houdend met maatschappelijke
bekommernissen en gevoelige sectoren.
2.
Het VBO pleit voor een wederzijdse en gelijktijdige afschaffing van alle
douanerechten op de trans-Atlantische handel in industriële producten.
Ook al zijn de tarifaire belemmeringen vandaag gemiddeld gering
(gemiddeld 5,2% voor de EU, 3,5% voor de Verenigde Staten), dan nog
is het bilaterale handelsverkeer zodanig omvangrijk dat die rechten niet
te onderschatten kosten opleggen. Bovendien worden in sommige
sectoren nog piektarieven toegepast wat schadelijk is voor de export van
de Europese Unie naar de Verenigde Staten.
> Pagina 3 van de memo van 5 oktober 2018
3.
Het VBO pleit voor een volledige toegang tot de markt voor alle soorten
diensten. Het akkoord zou zo veel mogelijk sectoren moeten bestrijken:
financiële
diensten
(banken
en
verzekeringen),
telecommunicatiediensten,
professionele
diensten,
bagger-
en
vervoerdiensten. Het VBO vraagt tevens een vergemakkelijking van het
tijdelijk verkeer van dienstverleners (Modus 4 van het GATS-akkoord).
4.
Het VBO roept op tot een mechanisme dat de Europese en Amerikaanse
regulatoren in staat stelt om, in overleg met de beleidscontroleorganen,
de onderling verenigbare regelingen te erkennen. De bedoeling daarvan
is op een geval-per-geval-basis de regelgevingskaders en de
toepassingswijze ervan te laten overeenstemmen en te vereenvoudigen
opdat ze zo verenigbaar mogelijk en zo afgestemd op de geldende
internationale normen mogelijk zouden zijn. Dit met het oog op de
nalevingskosten te verminderen voor de bedrijven die zich aan dubbele
technische standaarden moeten houden. Voor het ogenblik is,
naargelang van de sectoren, het Europese regelgevingskader minder of
meer dwingend en meer afgestemd op de internationale normen dan het
Amerikaanse regelgevingskader. Het VBO wenst een wederzijdse
erkenning van bestaande normen en een vereenvoudiging van de
procedures, telkens dit mogelijk is en wezenlijke voordelen oplevert voor
de betrokken sector. Het stelt dan ook voor de normen en procedures op
één lijn te brengen zonder daarom het beschermingsniveau van de
geldende Europese normen te verlagen. Voor de toekomst zou dit kader
de autonomie op het gebied van regelgeving van de EU en van de
Verenigde Staten moeten erkennen en ook een mechanisme moeten
bevatten, gebaseerd op verplicht overleg, dat het mogelijk maakt nieuwe
meningsverschillen te vermijden en het uitwerken van eventuele
gemeenschappelijke standaarden te vergemakkelijken.
3
Eerste richtlijnen van bepaalde VBO
sectorfederaties voor de onderhandelingen
1.
Voor de
voedingsindustrie (FEVIA/Food&DrinksEurope) opent een
potentieel VS - EU akkoord meer toegang tot de Amerikaanse markt
immers voor verschillende subsectoren. Een akkoord moet alleszins de
samenwerking tussen EU en VS regelgevers bevorderen en publieke en
private belanghebbenden betrekken tot het regelgevingsproces. Maar
het verder openen van de Amerikaanse markt mag niet ten koste gaan
van de hoogstaande kwaliteit van ons voedsel en ons performant
voedselveiligheidssysteem of de hoge Europese normen qua veiligheid
en milieu bescherming ondermijnen. Er is alsook een absolute noodzaak
aan een “level playing field” om perverse economische effecten te
voorkomen.
a.
De
vleesindustrie (FEBEV) ziet geen meerwaarde in een
akkoord met de Verenigde Staten.
> Pagina 4 van de memo van 5 oktober 2018
b.
Voor de sector van de
diepvriesgroenten (VEGEBE) blijft de VS
een belangrijke groeimarkt. Een akkoord dat de handel
ondersteunt is welkom.
c.
De
zoetwarensector wijst erop dat oorsprongsregels gemakkelijk
toepasbaar moeten zijn (value based voor hun sector). Hoge
invoertarieven op chocolade en andere zoetwaren bestaan
moeten
worden
opgeheven.
Inzake
regelgevende
samenwerking wijst de sub-sector naar de verschillen in GMO
wetgeving, regels tussen de Amerikaanse Staten en
invoertoleranties m.b.t. tot residuen van bestrijdingsmiddelen.
d.
De
industriële bakkerijen pleiten voor een opheffing van
invoertarieven op bakkerijproducten; een versoepeling van de
regels in verband met producten waarbij “USDA approved” vlees
gebruikt wordt, en een verduidelijking en versoepeling in verband
met FDA en ASDA “approval timings” en processen.
2.
De
chemische industrie en life sciences federatie (Essenscia/CEFIC) herhaalt dat de VS de eerste handelspartner voor de Europese
chemische industrie blijft. Mogelijke VS - EU onderhandelingen moeten
steven naar een simpel, WTO-conform en efficiënt akkoord. Alle
bilaterale tarieven (HS hoofstukken 28 tot 39) moeten afgeschaft
worden. De opheffing van niet-tarifaire belemmeringen (NTBs) en
regelgevende samenwerking biedt de meeste economische voordelen.
Een paar concrete voorbeelden: prioritering van chemicaliën voor
evaluatie, ophef van dubbele classificatie en productetikettering
vereisten tussen de VS en de EU, een geharmoniseerde aanpak voor
‘data sharing’ voorwaarden… Voor sommige gevoeligere producten,
zoals meststoffen of petrochemische producten, kan een meer
progressieve ‘phasing’ van de tariefafbraak worden voorzien. De sector
meldt geen nieuwe tariefbelemmeringen sinds de vastgelopen TTIP
onderhandelingen. De nieuwe TSCA wetgeving (een soort van
equivalent van REACH) is ondertussen van kracht maar vormt - op
eerste zicht - geen nieuwe handelsbelemmering. Hoewel REACH en
TSCA twee verschillende systemen zijn, vraagt de sector wel voor een
zekere administratieve samenwerking.
3.
Voor de
textielsector (Fedustria) blijft de afschaffingen van tarieven,
gekoppeld aan duidelijk en gepaste oorsprongsregels van belang.
Regelgevende samenwerking blijft immers ook belangrijk. De sector
betreurt overigens dat de markttoegang tot openbare aanbestedingen
geen deel uitmaken van de onderhandelingen.
4.
De
autosector (Febiac/ACEA) verwelkomt de Juncker - Trump “deal” van
25 juli die voorlopig extra importheffingen op auto en autodelen, op basis
van het argument van nationale veiligheid, vermijdt. Niettemin blijft de
dreiging van invoertaksen acuut in licht van de resultaten van de Sectie
232 studie die na de Mid-term verkiezingen van november verwacht
worden. De autosector stelt vast dat zij niet onder de toekomstige VS -
EU onderhandelingen vallen voor het tarifaire luik op expliciete aanvraag
> Pagina 5 van de memo van 5 oktober 2018
van de Amerikaanse autoriteiten (de hoge VS invoertaks op
vrachtwagens blijkt hier de reden zijn). De Europese automobiel sector
heeft een sterk belang in regelgevende samenwerking en in het
bijzonder in de regulering van nieuwe technologieën (SMART mobility,
zelfrijdende autos…). Er bestaat dus een wijdt draagvlak aan beide
kanten van de Atlantische Oceaan om een WTO-conform akkoord te
vinden over gezamenlijke regels en standaarden en/of wederzijde
erkenning.
5.
Voor de
federatie van Belgische technologie (AGORIA) blijven de
douanerechten en handelsvereenvoudiging een prioriteit. Zij pleiten
voor: de afschaffing van invoerrechten, elektronische en vereenvoudigde
douaneprocedures
en
mogelijke
wederzijdse
erkenning.
De
oorsprongsregels zouden zo veel als mogelijk gebaseerd moeten
worden op het EU-systeem en zo coherent mogelijk zijn met andere
handelsakkoorden. Op het vlak van regelgevende samenwerking, pleit
Agoria voor de harmonisering van technische regelgeving en
standaarden voor de toekomst, gebaseerd op de internationale
standaarden. Over bestaande regelgeving, moet men bekijken waar
eventueel wederzijdse erkenning van testresultaten kan plaatsvinden.
De sector vraagt om een duidelijker zicht op elkaars (EU - VS)
technische regelgevingen en standaarden te krijgen. Toegang tot
openbare aanbestedingen in de Verenigde Staten blijft alsook een
belangrijke bekommernis. Inzake exportcontroles, vraagt Agoria tevens
dat de VS en de EU naar een betere samenwerking streven voor het
creëren van een level playing-field en het aanpakken van de VS
extraterritorialiteit.